Je stapt de lucht in
Ik vond op zolder een wirwar
van touwen en lussen, genoeg
voor een middelmatig mens
om zichzelf in te verliezen.
Als ik je opneem, zeg je
dat er op de bovenste verdieping
een uitgang is. Ik hoor
hoe je neusophalend de
luchtgaatjes afplakt,
hoe je hijgt dat je nu
echt moet ophangen.
Later tref ik je sterrenloos op het dak.
Je semafoort wild met je armen,
maar de albumhoes van Help!
schreeuwde ook niet echt om hulp.
Je stapt de lucht in. Je bent
verdraaid. Aanvankelijk vertrek je
in vlinderslag naar boven.
Maar het leven is geen tekenfilm.
Ik houd mijn rug recht, terwijl
mijn verbinding met jou
verbreekt op het asfalt.