Rik dicht Gedichten van Rik Sprenkels Optredens Over Rik

Heesch

(maandag)

We graven een slotgracht om het dorp,
planten doornstruiken in alle voortuinen,
om honderd jaar achter te schuilen.

Tussen de boerderijen spelen we levend galgje.
We sturen dreigtweets naar vaders van klasgenoten,
die bij de gemeente werken.
We plaatsen een embargo op gezelligheid.

De wereld mag stikken, laat ons.
Laat ons onbedachtzaam inslapen.

(dinsdag)

Prins Porcus van het biggendorp
knorreboert zijn onderdanen plichtmatig toe,
drukt zijn snor in een glas Bavaria.
Daarna komen de knokploegen.

Ze lopen in gelid met de muziek mee,
wanen zich veilig achter hun gasmaskers.

Het is feest. Vrolijk knallen de
vuurwerkbommen en stoeptegels
tegen de ruiten van het gemeentehuis.

Heesch is een dorp van bouwers,
dus alles mag kapot.

(woensdag)

De bomen langs de Schoonstraat dragen rijpe vruchten.
Lege bierblikken: stille windgongen;
serpentine druipt als krulstaarten omlaag.

We keken drie dagen niet om.
(Tijdens de polonaise is geen ruimte voor
evaluaties,
enquĂȘtes,
of andere instrumenten van redelijkheid.)

Nu pas merken we het.
De slotgracht werd
een beerput, er waart
een gierlucht door het dorp.

Aan de hoogste boom
hangt een zeug
in carnavalskostuum.

Geen dweilorkest krijgt deze straten ooit nog schoon.